 |
Strijd tegen het stuivende zand
 |
Het ontstaan van het open zand vindt zijn oorsprong in het oude landbouwsysteem:
anno 1300 leefde men van de landbouw. Overdag trok men vanuit de nederzetting met de schapen naar de ‘woeste gronden’ of heide. Deze gronden lagen meestal wat verder weg van de nederzettingen. ’s Avonds keerde men met de schapen terug. De ganse nacht bleven de dieren op stal en produceerden mest. Op die manier kwamen de kleine boeren aan de noodzakelijke mest die ze in het voorjaar op de akkers rond het huis nodig hadden. Zonder het gebruik van mest was de zandgrond namelijk te arm om iets op te telen. Wilde men een goede oogst om de winter door te komen, dan moest men mest hebben. Maar op deze manier pleegde men roofbouw op de verder gelegen ‘woeste gronden’. Door de begrazing overdag en het 's nachts op stal zetten van de schapen, werden deze gronden steeds armer. Bovendien werd alles wat bruikbaar was, meegenomen naar huis. Heide werd geplagd, waarbij de rijkere humuslaag verwijderd werd. Men gebruikte dit als strooisel in de potstal. De aanwezige bomen die de begrazing overleefden werden gekapt om er meubels of handgereedschap van te maken of ze deden dienst als brandhout. Uiteindelijk restte alleen nog zand. Daar waar de begroeiing verdween en waar overvloedig begraasd en geplagd werd, kreeg de wind vrij spel en ontstonden zo stuifzanden.
Ook in het Grenspark ontstonden op deze manier stuifzanden. Eind van de 19de eeuw kwamen aan Nederlandse zijde deze gronden in handen van enkele privé-eigenaren. Door er bomen te planten hoopten ze het stuivende zand te kunnen bedwingen en tegelijkertijd zou de houtopbrengst wat geld in het laatje brengen. Maar deze aanplant lukte niet altijd de eerste keer. De hoge konijnenstand zorgde er toen voor, dat er nogal wat boompjes stuk gevreten werden. Dan maar weer opnieuw aanplanten. De ene keer was er de konijnenvraat, de andere keer extreme zomertemperaturen, een derde keer misschien de droogte. Hieraan hebben we de huidige open delen aan Nederlandse zijde nog steeds te danken. Anders was het gehele Nederlandse deel één groot bos geworden.
Aan Vlaamse zijde bleef het gebied in eigendom van de gemeente Kalmthout en werd het nog steeds ten dienste gesteld van plaatselijke boeren die er hun vee lieten grazen en hun plaggen staken. Daardoor behield het gebied zijn openheid. Nadien werd het officieel beschermd en was het behoud van het heidelandschap prioritair.
|  |